021

oneindig is, gelijk wij in de aanmerking op stell. 10 reeds hebben aangeduid.

Bijstelling II. Ook volgt 2, dat het uitgebreide en het denkende óf eigenschappen Gods zijn, óf (volgens de 1e o.k.w.) aandoeningen van eigenschappen Gods.

Stelling XV. Al wat is, is in God, en niets kan zonder God zijn noch gedacht worden.

Bewijs. Buiten God is geen zelfstandig wezen en kan er geen gedacht worden (volg. stell. 14) dat is (volgens bep. 3) geen ding, dat in zich is en door zich gedacht wordt. De wijzigingen echter (volg. bep. 5) kunnen zonder het zelfstandige wezen niet zijn noch gedacht worden; weshalve deze alleen in de goddelijke natuur kunnen zijn en door middel van haar kunnen gedacht worden. Behalve zelfstandige wezens en wijzigingen is er echter niets (volg. de 1e o.k.w.) Derhalve kan niets zonder God zijn noch gedacht worden; w.t.b.w.

Aanmerking. Er zijn er, die zich God voorstellen als uit ligchaam en ziel bestaande en aan hartstogten onderhevig. Hoe verre zij echter van de ware Godskennis afdwalen, blijkt genoegzaam uit het reeds bewezene. Doch dezen laat ik rusten. Allen toch, die maar eenig inzicht in de goddelijke natuur hebben, ontkennen, >>


aantal woorden: 195