012
vonden worden; en dus moet men in het algemeen besluiten, dat alles, van welks natuur verscheidene enkele dingen kunnen bestaan, noodzakelijk, om te bestaan, eene uitwendige oorzaak moet hebben. Daar het nu (volgens het in deze aanmerking reeds aangetoonde) tot de natuur van een zelfstandig wezen behoort te bestaan, zoo moet zijne bepaling noodzakelijk bestaan insluiten, en bijgevolg moet uit zijne bepaling alleen zijn bestaan besloten worden. Maar uit zijne bepaling (gelijk wij reeds volgens 2 en 2 hebben aangetoond) kan het bestaan van meer zelfstandige wezens niet volgen. Dus volgt daaruit noodzakelijk, dat er slechts één van dezelfde natuur bestaat, gelijk gesteld was.
Stelling IX. Naarmate eenig ding meer werkelijkheid of zijn heeft, komen hem meer eigenschappen toe.
Bewijs. Dit blijkt uit bep. 4.
Stelling X. Elke eigenschap van een zelfstandig wezen moet door zich zelve gedacht worden.
Bewijs. Want eigenschap is datgene, wat het verstand van het zelfstandige wezen begrijpt als zijne wezenheid uitdrukkend. (volgens bep. 4); en derhalve (volgens bep. 3) moet zij door zich zelve gedacht worden. w.t.b.w.
Aanmerking. Hieruit blijkt, dat, ofschoon twee eigenschappen als werkelijk verschillend >>
aantal woorden: 190